De gemeente Maastricht heeft na 2015 een Sociaal investeringsfonds (Sif) opgezet om de verschuiving van specialistische, individuele zorgvoorzieningen naar meer algemene voorzieningen en burgerinitiatieven te bevorderen (Programmabegroting 2016). Het idee daarbij is dat algemene voorzieningen participatie bevorderen en preventief werken waardoor het beroep op duurdere specialistische voorzieningen afneemt. Dit onderzoek gaat over vier initiatieven die mede gefinancierd worden door het Sif: vier ‘zorgzame participatiepraktijken’. Hoewel open voor iedereen, hebben ze een bijzondere functie voor mensen met een beperking die moeilijk toegang hebben tot de arbeidsmarkt. De doelstellingen van het onderzoek waren:
- inzicht geven in de sociale dynamiek van nieuwe zorgzame participatiepraktijken.
- bijdragen aan gezamenlijke leerprocessen hierover
- ingrediënten aanreiken voor ontwikkeling van een verantwoordingscultuur die past bij het karakter van zorgzame participatie praktijken en een beleidsinstrument voor “vertrouwen en afstemming’’.
De centrale vraag van het onderzoek luidde: hoe geven Sif-initiatieven invulling aan het streven naar een zorgzame participatiesamenleving? Bij het onderzoek gaven we aandacht aan de volgedne thema’s: wat is de waarde van de initiatieven volgens betrokkenen, hoe is de balans tussen professioneel & vrijwillig werk, hoe is de omgang met diversiteit, hoe vindt publiek/private samenwerking plaats, en welke vragen doen zich voor bij de publiek verantwoording over kwaliteit & geld.
Theoretische achtergrond: Inclusief plaatsmaken
Kenmerkend voor de vier initiatieven is dat ze draaien om mensen als unieke personen met unieke geschiedenissen. Ze zijn echter ook als plek belangrijk. Sociale wetenschappers zien plaatsen in een stad als belangrijke sociale spelers in het stadsleven. De situering, fysieke inrichting, de symbolische betekenissen en de verhalen rond een plek kunnen bijvoorbeeld wij-zij gevoelens versterken of juist verminderen. Plaatsen nodigen uit tot bepaalde gedragingen, bewegingen en contacten of maken die juist onmogelijk. Plaatsen zijn geen natuurlijk gegeven, plaatsen worden gemaakt. Ze worden echter niet op de tekentafel gemaakt: assumpties van plannenmakers komen in de praktijk vaak niet uit. Bovendien gaat plaatsmaken in de praktijk samen met botsingen van kennis, waarden en emoties tussen diverse mogelijke gebruikers en symbolische strijd over eigenaarschap. We onderzoeken de Sif-initiatieven als initiatieven waarbij ‘inclusief plaatsmaken’ centraal staat. Er wordt letterlijk en figuurlijk plaatsgemaakt zodat mensen met diverse capaciteiten en beperkingen mee kunnen doen en ook zelf mee plaatsmaken voor anderen. We bespreken bij elk van de initiatieven hoe deze specifieke plek inclusief wordt gemaakt.
Theoretische achtergrond: Transformatietalen
De opkomst van de participatiesamenleving heeft nieuwe woorden en uitdrukkingen aan ons vocabulaire toegevoegd zoals ‘kantelingscirkels of ‘samenredzaamheid’. Er is een beleidstaal over participatie, maar ook een professionele taal en burgers introduceren hun eigen uitdrukkingen. In de pragmatische taalfilosofie is er op gewezen dat taal onze werkelijkheid construeert: taal classificeert, deelt in, ordent en onderscheidt. Dat is eigen aan taal en dus onvermijdelijk. Door middel van taal worden problemen groter of kleiner gemaakt en worden bepaalde oplossingsroutes geconstrueerd. Termen zoals “zorgbehoefte’’ of ‘kanteling’ zijn niet een neutrale beschrijving van de stand van zaken, maar zijn moreel geladen en geven impliciet een handelingsrichting aan. In de analyse besteden we systematisch aandacht aan de talen rond deze initiatieven, omdat ze iets vertellen over nieuwe beelden en idealen over zorg en participatie. Een begrip als ‘anders ontwikkelden’ drukt verzet uit tegen de standaardmens en drukt uit dat vele levenspaden mogelijk zijn. De notie vrijwilliger verwijst niet alleen meer naar iemand die helpt, maar ook naar iemand die hulp vraagt. Taal is als het ware een thermometer van de participatiemaatschappij in actie.