NRC, 9 december 2022, Paul van der Steen
Snackbars hebben geen best imago bij mensen die gezond willen leven. Als verspreider van vette waar staan ze symbool voor ongezond leven. Gemeenten proberen de wildgroei te stoppen, met beperkt resultaat.
Maar Klasien Horstman, hoogleraar filosofie van de publieke gezondheidszorg aan de Universiteit Maastricht, en Mare Knibbe, universitair docent filosofie van gezondheidswetenschappen daar, zien dat toch anders. Ze roepen op tot een andere kijk op de frituur.
Want niet alleen duiken ook in het aanbod van snackbars vaker gezondere alternatieven op, dit soort zaken zijn voor veel mensen een van de weinige betaalbare mogelijkheden om buiten de deur te eten. Daarmee behoren ze tot het steeds schaarser wordende aantal plekken waar wijkbewoners elkaar kunnen ontmoeten. Klanten die in de snackbar niet in hun mobiele telefoon of de leesmap verdwijnen, raken tijdens het wachten vaak met elkaar in gesprek.
Horstman en Knibbe wijzen in hun pas verschenen boek De gezonde stad. Uitsluiting en ontmoeting in de publieke ruimte vaker op dat al te gemakkelijk wegzetten van dit soort gelegenheden, tijdens een fietstocht door Maastricht-West. Het ageren tegen snackbars past volgens de twee onderzoekers bij de houding van ‘wij weten wel wat goed voor u is’, die ze vaker zien bij autoriteiten. Boodschappen over gezondheid en verwante thema’s gaan veelal van boven naar beneden. Overheid en instanties zenden, bewoners zijn vooral ontvanger. Knibbe: „Gezondheidsbevordering moet minder individualistisch worden aangevlogen en er moet meer worden gekeken naar leefbaarheid en omgeving.”
Want die kunnen beter in naoorlogse buitenwijken, vinden de twee onderzoekers. „Het gaat ons niet om kritiek op de situatie in Maastricht”, benadrukt Horstman. Knibbe en zij hebben daar nu eenmaal het meeste onderzoek gedaan. Ze maakten er eerder rondgangen. Ze woonden er zelfs een tijdje, zo’n anderhalf jaar, in 2014. Om te kijken, te praten en de wijken te doorgronden.
Winkelcentrum leeggelopen
Buurten als die in Maastricht-West met de bijbehorende verschraling van de afgelopen decennia vind je overal. Vaak zijn ze ontworpen en gebouwd met de beste bedoelingen. In Maastricht-West valt de ruime opzet op. Maar in zestig, zeventig jaar tijd is ook veel veranderd. De parochies zijn door de ontkerkelijking allang geen samenbindende factor meer. Het winkelcentrum in Malpertuis is langzaam maar zeker leeggelopen en wacht op sloop en vervanging – met de nadruk op woningbouw. Bibliotheken werden bibliotheek-servicepunten met beperkte openingstijden. Sportaccommodaties gingen dicht en werden verplaatst naar de randen van de stad. Gezondheidsverschillen zijn ondertussen enorm: tot zes, zeven jaar minder levensverwachting tussen de welgestelde en minder rijke buurten, blijkt al jaren uit onderzoek. Het verschil in gezonde jaren is nog groter.
Tijdens het wachten in de snackbar raken mensen vaak met elkaar aan de praat
Wat straten verderop laten Horstman en Knibbe buurtcentrum De Wiemerink zien. Het hoge stalen hek rondom nodigt al niet echt uit.
Horstman: „Er wordt hier van alles georganiseerd, maar alles op vaste uren en tijden. Het ene clubje wisselt het andere af. Onderling zien ze elkaar niet.” Het spontaan binnenlopen is hier weggevallen. Iedereen komt vlak voor zijn activiteit en gaat daarna meteen weer weg. Knibbe: „Bij een ander buurtcentrum moet elke bezoeker langs een receptie. Van een uitnodigende inloopplek is geen sprake.”
Groen in en om de wijken is na vele decennia flink gegroeid, soms betekent dat zelfs dat het is dichtgegroeid. Gevoelens van onveiligheid liggen op de loer. Groepjes jeugd worden ervaren als „hangjongeren of drugsdealers”.
Snackbar in Maastricht.Foto Chris Keulen
Betutteld
Midden in Maastricht-West ontstond, onder meer door het slopen van behoorlijk verouderde flats, het Viegenpark, een enorme, open vlakte. Het is niet een plek die uitnodigt met elkaar te praten en om er te zijn, menen de onderzoekers. De nieuwste aanwinst, een zandbak met een waterpomp en daaromheen twee uit boomstammen gehouwen zitplekken, moet daar verandering in brengen. Horstman is benieuwd of het gaat werken. „Er is weinig beschutting.”
Er kwam een hoekje waar bewoners zelf kunnen tuinieren, maar onmiddellijk met voorschriften over wel en niet toegestane aanplant. Mensen voelden zich betutteld, komen er misschien niet meer. Terwijl meer ontmoeting de bewoners goed zou doen, is de overtuiging van de onderzoekers. Eenzaamheid, angst en depressie zijn hier veel voorkomende problemen.
„Vind jij het een vaag verhaal?”, vraagt Horstman ergens halverwege de rondgang door de wijken. Ze is eraan gewend dat beleidsmakers hun antropologische analyses (contact maken, meedenken en –helpen, er een tijdlang zelf wonen) van de publieke ruimte interessant vinden, maar voor de verantwoording van hun beleid toch teruggrijpen op ‘gemiddelden’ en ‘kwantificeerbare indicatoren’.
De intenties zijn in de meeste gevallen goed, denkt Horstman, maar het kan beter. „Meer luisteren, meer ervaringsdeskundigen van binnen de wijken naast de experts van buiten en vooral ook minder bureaucratie zodat spontane initiatieven meer ruimte krijgen.”
Horstman ziet bemoedigende signalen: „Maastricht kent sinds kort een burgerbegroting waarin bewoners zelf mogen beslissen over besteding van een klein deel van de gemeentelijke budgetten. Dat zou je over nog grotere bedragen kunnen laten gaan.” De stad kende zeven jaar geleden ook al een stadsbrede burgertop met honderd via loting gekozen deelnemers, die met elkaar en de gemeente spraken over hun ideeën en wensen voor hun buurten. En wat kwam daar uit? Horstman: „Ze kozen ontmoeting en levendigheid als prioriteit.”