Mensen met een hoge sociaal economische status leven langer dan mensen met een lage sociaal economische status. Sociaal epidemiologen hebben dat als het probleem van gezondheidsverschillen tussen ‘hoge sociaal economische status’ en ‘lage sociaal economische status’ op de kaart gezet.
In decennia onderzoek naar dit vraagstuk hebben ze dit echter op een hele specifieke manier gedefinieerd. Terwijl ‘lage SES’ en ‘hoge SES’ in beginsel statistische categorieën waren, zijn ze in dit onderzoek steeds meer als concrete groepen beschouwd. In het onderzoek ligt het accent bovendien op individuele gedrag en er is weinig aandacht voor de sociologische dynamiek van ongelijkheid. In zekere in droeg dat onderzoek bij aan ongelijkheid omdat het gedrag van ‘hoge SES’ groepen als norm werd gezien voor ‘gezond gedrag’ waardoor het gedrag van ‘lage SES’ groepen als ‘ongezond gedrag’ werd gekwalificeerd. Dat werd in verband gebracht met gebrek aan opleiding, gebrekkige competenties, te veel focus op het hier en nu, weinig discipline etcetera.
Kortom, ‘lage SES’ groepen zijn door onderzoek steeds meer als betrekkelijk dom voorgesteld. Dergelijke sociaal-epidemiologische kwalificaties zijn niet beschrijvend en onschuldig, het zijn morele categorieën waarbij grote groepen gestigmatiseerd worden.
Meer lezen over hoe onderzoek ongelijkheid maakt? Lees onze discussie met de sociaal epidemiologen Kamphuis en collega’s.
- Dijkstra & Horstman, ‘Known to be unhealthy’: Exploring how social epidemiological research constructs the category of low socioeconomic status.
- Kamphuis et al. A wake-up call for social epidemiologists studying health inequalities: Response to Dijkstra & Horstman.
- Clarifying how social epidemiological research constructs the category of low socioeconomic status: A response to Kamphuis et al..