[Trouw, 04 09 2007] Een ongezonde leefstijl is vaak geen eigen keuze. Reken mensen er niet zo snel op af.
We weten steeds meer over genetica, en over genetische aanleg voor bepaalden ziekten. Terecht is er onlangs weer gewaarschuwd voor de schaduwzijde van die toenemende kennis. Een burgerpanel, onder leiding van Felix Rottenberg, wees in een rapport op het gevaar van maatschappelijke uitsluiting van mensen met een verhoogde kans op een erfelijke ziekte. Mensen met de ziekte van Huntingon, bijvoorbeeld, kunnen zich laten testen, maar daardoor ook in moeilijkheden komen bij het sluiten van een levensverzekering.
Hoe begrijpelijk het ook is dat het burgerpanel zich zorgen maakt, toch is zijn blik te beperkt. Alle aandacht gaat uit naar de bescherming van mensen met genetische risico’s. Maar het frappante is dat tegenwoordig een ander groep veel meer last heeft van stigmatisering en uitsluiting: degenen die ongezond zijn door hun leefstijl. Het zijn de rokers, de dikkerds en de mensen die hun medicatie niet trouw gebruiken, die extra premie moeten betalen voor de levensverzekering of worden afgewezen. We investeren veel in de publieke bescherming van mensen met genetische risico’s, maar doen dat voor de leefstijlrisico’s niet. Hoe komt het dat we ons daar veel minder zorgen over maken?
Vóór het genetisch tijdperk waren gezondheidsrisico’s een gevolg van onze westerse leefstijl: we aten te vet en rookten te veel. We hadden er collectief last van, werden allemaal bedreigd, en rekenden er elkaar dus niet op af. Sinds de opkomst van de genetica hebben we potentieel allemaal genetische afwijkingen, dus zijn we sterk geneigd tot solidariteit met die groep. Die solidariteit staat onder druk. Genetisch onderzoek wordt sterk met ’onvermijdbare risico’s’ geassocieerd – aan je genen kun je niets doen. In contrast daarmee wordt een ’ongezonde leefstijl’ opeens veel meer beschouwd als ‘vermijdbaar’ en veel nadrukkelijker gezien als een ‘eigen keuze’ dan vóór het tijdperk van de genetica. En wie ‘kiest’ voor een ongezonde leefstijl hoeft op weinig publieke steun te rekenen. Ten onrechte.
Sociologisch onderzoek heeft overtuigend laten zien dat het sociale en culturele kapitaal van mensen om hun eigen leven in te richten vrijwel net zo ’familiair overdraagbaar’ is als ziekte. De vaardigheden om het leven in eigen hand te nemen, worden met de paplepel ingegoten. Wie lang en gezond wil leven moet er dus voor zorgen dat hij of zij bij rijke ouders geboren wordt. Ook leefstijl is dus geen kwestie van ’keuze’.
Toch worden de ’onvermijdbare’ genetische risico’s en de ’vermijdbare’ leefstijlrisico’s in de publieke arena als ’lot’ en ’wil’ tegenover elkaar gezet. Niet de westerse leefstijl, maar een ’genetische oorzaak’ van ziekte wordt in die context een basis voor solidariteit. De rokers en de dikkerds moeten publieke steun ontberen.
De genetica is de laatste jaren drastisch van karakter veranderd. Genetici en moleculair biologen hebben geleerd dat op de voorspelbaarheid van genen en mutaties veel valt af te dingen. De meeste ziekten worden tegenwoordig gezien als complex en als ’multifactorieel’: een samenspel van genen, omgeving en leefstijl. Deze verschuiving van ’voorspelbare ziekten’ naar ’complexe ziekten’ is een nieuwe uitdaging voor het vraagstuk van solidariteit.
Stel iemand met een genetisch risico voor hart- en vaatziekten én overgewicht wil een levensverzekering afsluiten. Moet de overheid hem beschermen tegen uitsluiting, vanwege het genetisch risico? Of juist niet beschermen, vanwege het rookgedrag?
Bij wie komt de rekening terecht voor preventieve medicijnen voor mensen met een genetisch verhoogd risico voor hart- en vaatziekten die blijven roken? Als we niet meer weten waar de genetica ophoudt en de leefstijl begint, als de grens tussen vermijdbare en onvermijdbare risico’s niet zo helder is, hoe bepalen we dan welke zorg we als publieke zorg beschouwen?
De laatste jaren hebben genetische risico’s op groeiende publieke bescherming kunnen rekenen, terwijl de solidariteit met leefstijlrisico’s afnam. Genen zijn gecollectiviseerd, leefstijl is geïndividualiseerd. Publieke zorg voor mensen met genetische risico’s is terecht.
Als we erkennen dat ziekten door een samenspel van oorzaken worden veroorzaakt, zullen ook velen met een genetisch risico op hun leefstijl worden afgerekend. Ga maar na: wie een genetische kans op ziekte heeft, heeft nog meer reden om de leefstijl te veranderen, en wie dat nalaat zal daar nog meer individueel op worden aangesproken dan iemand zonder genetisch risico. Om maatschappelijke uitsluiting in het tijdperk van de genetica te voorkomen, moeten we ons dan ook bezinnen om complexiteit van zowel de factor genen als de factor leefstijl recht te doen.
Dit is een bewerking van een lezing, georganiseerd door LUX Nijmegen en het Centre for Society and Genomics van de Radboud Universiteit.