Buurtkennis van groot belang
Recensie Journal of Social Intervention: Theory and Practice

Uit: Journal of Social Intervention: Theory and Practice – 2023 – Volume 32, Issue 3, pp. 71–76 http://doi.org/10.18352/jsi.787

Niemand is tegen het idee van de gezonde stad. Dat betekent evenwel niet dat duidelijk is wat een gezonde stad is en al helemaal niet wat een stad gezond maakt. De combinatie van de woorden stad en gezond kan bijvoorbeeld gaan over de fysieke kwaliteit van de entiteit zelf: het verval of juist het onderhoud van gebouwen en infrastructuur, of over hoe we de materialen intact houden. Een andere invalshoek is de economische dynamiek en het concurrentievermogen. Gezondheid of vitaliteit hangt dan bijvoorbeeld af van werkgelegenheid, de kwaliteit van instituties, (hoger) onderwijs en innovatiemogelijkheden (e.g. RCI, 2023).


  • Evert-Jan Velzing, lector Urban Innovation bij hogeschool Windesheim in Almere.
  • Ingrid Bakker, associate-lector Gezonde Leefomgeving bij het lectoraat Urban Innovation van hogeschool Windesheim in Almere
  • http://www.journalsi.org

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft het over een gezonde stad wanneer de leefomgeving “als prettig wordt ervaren, [ze] uitnodigt tot gezond gedrag en […] de druk op de gezondheid zo laag mogelijk is” (De Jongh et al., 2021). Het is daarbij essentieel om te beseffen dat de leefomgeving een fysieke en een sociale component heeft. Zowel de fysieke als sociale leefomgeving beïnvloeden immers waar mensen wonen en hoe het met hen gaat. Voor Klasien Horstman en Mare Knibbe gaat gezondheid in de stad voor een belangrijk deel over de publieke ruimte (e.g. Low, 2022). Dat maken zij met de ondertitel van hun boek perfect duidelijk: Gezonde stad. Uitsluiting en ontmoeting in de publieke ruimte (2022).

In deze recensie wordt het boek Gezonde stad. Uitsluiting en ontmoeting in de publieke ruimte onder de loep genomen. In dit boek houden de auteurs een pleidooi voor het geven van zeggenschap aan burgers en het gebruik van burgerkennis bij het werken aan stedelijke vernieuwing die voor iedereen kansen biedt. Het sociaal werk heeft daarbij een sleutelpositie.

Deze recensie gaat in op de voorbeelden die in het boek worden gegeven uit de onderzoekspraktijk van Horstman en Knibbe. Tot slot komt aan bod wat er voor sociaal werkers nodig is om aan de gezonde leefomgeving te werken, zodat de hele stad daarvan gaat profiteren.

Welke kennis telt?

Het boek Gezonde stad sluit aan bij een breder gedragen constatering dat het vraagstuk hoe alle bewoners te betrekken bij de ontwikkeling van een gezonde leefomgeving en ervoor te zorgen dat de stad voor iedereen een gezonde leefomgeving vormt, één van de grote hedendaagse uitdagingen in stedelijke vernieuwing is. Wanneer er niet met iedereen rekening wordt gehouden, dan raakt dat de bestaanszekerheid. In de praktijk is bijvoorbeeld te zien dat bij stedelijke ontwikkeling het perspectief van bewoners uit de sociale woningbouw minder zwaar weegt dan dat van bewoners uit koopwoningen. Het is ook terug te zien in de aandacht die wel of niet wordt gegeven aan de ons omringende publieke ruimte, die bepalend is voor de leefmogelijkheden. De auteurs van Gezonde stad geven aan betrokkenen bij stadsontwikkeling een handreiking voor een inclusieve en duurzame stad. Deze handreiking typeren zij als een participatieve aanpak van de publieke ruimte (Horstman & Knibbe, 2022, p. 185):

Een participatieve aanpak van een gezonde stad/omgeving betekent dat niet alleen kennis van experts en bestuurders en andere institutionele partijen wordt gemobiliseerd, maar ook kennis van bewoners en bij uitstek ook kennis van bewoners die vaak gemarginaliseerd worden. De organisatie van dat proces vraagt aandacht en speciale vaardigheden. Er is geen gouden formule, maar het is wel zaak om kennis over de stad participatief en inclusief op te bouwen.

Het boek begint met een verhelderende introductie over het denken over gezonde steden. In de vijf hoofdstukken daarna laten de auteurs voorbeelden zien van hoe (gezondheids) kennis van buurtbewoners kan worden ontsloten, hoe er wordt gewerkt aan de publieke ruimte en wat daarvan de resultaten zijn. Deze kennis van bewoners uit de wijk of buurt is essentieel om bij te dragen aan het doel van de auteurs om “bij het maken van Gezonde Steden en gezonde omgevingen aandacht te schenken aan de samenhang tussen publieke ruimte, sociale ongelijkheid en gezondheidsverschillen, lokale democratie en kennispolitiek” (Horstman & Knibbe, 2022, p. 33). Na deze voorbeelden wordt de gezonde leefomgeving als ‘democratieprobleem’ toegelicht. Het laatste hoofdstuk gaat over werken aan een gezonde stad en het belang van ervaringskennis van bewoners en professionals, die vaak een andere werkelijkheid laat zien.

De auteurs ageren tegen het primaat van kennis op basis van kwantitatieve informatie over onder andere sociale contacten, groen, luchtkwaliteit, ziekte, overgewicht en sterfte. Ook kijken de auteurs kritisch naar het ideaal van evidence based medicine’. Enkel sturen op kwantificering en correlaties gaat voorbij aan alles wat niet in cijfers is gevat. Alsof het dan ook niet bestaat. Daarmee wordt veel van wat mensen daadwerkelijk ervaren, beleven en aan het hart gaat, veronachtzaamd. Met hun duidelijke voorbeelden geven de auteurs inzicht in de waarde van etnografische of burgerkennis, wat misschien wel de belangrijkste bijdrage is van het boek: de discussie over welke kennis ertoe doet voor de ontwikkeling van een (gezonde) stad en wie daar zeggenschap over heeft.

Etnografie van de buurt

Horstman en Knibbe putten uit tien jaar eigen participatieve onderzoekspraktijk in het zuiden van Nederland. Ze bespreken voorbeelden van uiteenlopende situaties, die de algemeen geïnteresseerde lezer (onderzoeker, ambtenaar, professional of bewoner) een veelzijdig beeld geven van de waarde van hun insteek.

De beschreven ervaringen geven aan de statistieken de duiding die nodig is om de karakteristieken van een buurt te begrijpen. De voorbeelden laten zien op welke manier mensen hun situatie zelf ervaren en wat volgens hen oplossingen kunnen zijn.

Een treffend voorbeeld is de serie gesprekken met bewoners van één van de onderzochte buurten naar aanleiding van het kijken naar korte films. Deze aanpak leidde tot wat Horstman en Knibbe filmgesprekken noemen, waarin diverse gezondheidsproblemen op verschillende manieren onder woorden werden gebracht. Deze gesprekken vormden een basis om over oplossingen te praten, zoals wat volgens burgers zelf bijdraagt aan gezondheidsvaardigheden en herstel van veerkracht. De verhalen uit de buurt leggen de onbereikbaarheid van instituties en de tekortkomingen van institutionele oplossingen bloot.

In een ander voorbeeld over veiligheid komt naar voren dat bewoners vanwege wantrouwen de weg naar instituties niet (meer) opzoeken. Kennis van mensen uit de buurt of wijk, buurtkennis, wordt steeds belangrijker om een goed beeld te kunnen hebben van de veiligheid van een buurt. Die kennis moet dan nog wel ontsloten worden en daarvoor zijn publieke plekken nodig waar mensen elkaar tegenkomen.

Op basis van ruim zeventig gesprekken met mensen die voor hun woonsituatie afhankelijk zijn van opvangmogelijkheden, illustreren Horstman en Knibbe de situatie van deze doelgroep. De auteurs maken duidelijk dat woononzekerheid ertoe leidt dat mensen ‘woonpijn’ ervaren vanwege gebrek aan (privé)ruimte, een ongastvrije publieke ruimte en beperkte contacten. Daarbij belemmert het gebrek aan perspectief hun herstelmogelijkheden. Dit soort kennis over de alledaagse praktijk komt slecht terecht bij beleidsmakers, waardoor zij veelal besluiten nemen op basis van onvoldoende begrip over wonen, gezondheid, zorg en herstel.

Een belangrijk functie is er volgens de auteurs voor zorgzame plekken: publieke locaties waar mensen terecht kunnen. Het gaat op deze plekken niet over diagnoses, maar om het bieden van ruimte voor “lijden, veerkracht, herstel en participatie in het gewone leven”. Verschillende voorbeelden maken het belang van dit type ruimtes duidelijk. De paradox is evenwel dat deze micropublieke locaties meer dan eens een moeilijk bestaan leiden, omdat ze niet passen in de bestaande institutionele processen om financiering te verkrijgen en de maatschappelijke waarde te verantwoorden.

Participatiebelemmeringen

Bestaande instituties blijken initiatieven van bewoners in de publieke ruimte te kunnen bemoeilijken en zelfs te belemmeren. Horstman en Knibbe beschrijven op basis van hun participatief onderzoek een buurtinitiatief in Zuid-Limburg om de verschraling van het openbaar groen tegen te gaan. Ze laten daarmee onder andere zien dat bestaande institutionele kennis en werkwijzen over het ontwerp en de inrichting van parken, het burgerinitiatief kunnen belemmeren.

Deze en voorgaande voorbeelden laten zien dat initiatieven en kennis door instituties worden gewaardeerd, maar tegelijk moeten passen binnen de bestaande manier van werken van die organisaties: procedures, beoordeling, verantwoording, et cetera. Verder wordt duidelijk dat burgerparticipatie kan leiden tot vergroting van kansenongelijkheid tussen mensen die zich wel en niet weten te bewegen in de gevraagde manier van werken. Nu hoeft het allemaal niet vlekkeloos te verlopen, maar burgerparticipatie moet geen doodlopende weg zijn voor degenen die niet de benodigde kennis of middelen hebben, aldus de auteurs.

Werken aan een gezonde leefomgeving

Het boek Gezonde stad is ronduit aan te raden voor een verdere verduidelijking van het belang van samenwerken tussen sociaal werkers en bewoners aan een betere en gezondere leefomgeving. Samenwerken aan de gezonde stad betekent een integrale rol voor de mensen uit de buurten en wijken. De auteurs maken goed duidelijk dat de buurtkennis ontsluiten, begrijpen en benutten van groot belang is.

Naast het gebruik van cijfers moeten verhalen uit de wijk worden verzameld om zo een goed inzicht te krijgen in de situatie. In het boek staan mooie voorbeelden van hoe dat kan, bijvoorbeeld door erover in gesprek te gaan. Verder is het duiden van de belemmeringen voor een evenwichtige participatie en het duidelijk maken van de onderwaardering van kennis uit de buurt broodnodig. Horstman en Knibbe laten zien dat kracht van bewonersinitiatieven en de waarde van kennis uit de buurt onvoldoende worden benut bij het ontwikkelen van (gezonde) steden. Ze typeren dit als een democratieprobleem. Dat zou de indruk kunnen geven dat de democratische structuur niet voldoet, terwijl de voorbeelden veeleer duiden op ontoereikende werkwijzen van instituties. De nadruk ligt in het boek op de oproep tot het inzetten van professionals, die bewoners kunnen en mogen begeleiden op een manier die past bij hun behoeften en situatie en niet bij de noden van de organisatie.

De auteurs benoemen terecht dat bewustwording en een andere werkwijze hoognodig zijn bij (publieke) organisaties die willen werken aan ruimte voor iedereen. Ze geven ingrediënten en een handreiking om dit te verbeteren. Helaas ontbeert het boek concrete voorbeelden van de manier waarop burgerkennis en -ervaring een integraal onderdeel worden van professionele organisaties.

Die voorbeelden zijn wel nodig om te kunnen werken aan een gezonde leefomgeving met gelijke kansen. Naast een oproep om burgerkennis beter te gebruiken, hoort volgens ons een oproep tot meer praktijkgericht onderzoek naar hoe buurtkennis wordt benut voor het verbeteren van de werkwijze van (maatschappelijke) organisaties. Bij dit praktijkgericht onderzoek spelen naast bewoners en onderzoekers, professionals zoals sociaal werkers en beleidsmakers een integrale rol. Onderzoekers maken dan bijvoorbeeld gebruik van fieldlabs in de wijk, zodat ook anderen eenvoudig toegang hebben tot de kennis en ervaringen (Bakker et al., 2023). Het boek Gezonde stad geeft voldoende aanzetten voor relevante onderzoeksvragen.

Praktijkgericht onderzoek in de wijk kan ook meer grip geven op de inherente veranderlijkheid van alles om ons heen. Reeds in de introductie geven Horstman en Knibbe een waarschuwing door duidelijk te maken dat hun voorbeelden al kunnen zijn veranderd. De omgeving verandert continu en werken aan een gezonde stad heeft dan ook voortdurend aandacht nodig. Dat betekent dat de betrokken mensen, en vooral de professionals van betrokken organisaties, moeten leren omgaan met verandering of vernieuwing. Dat is geen sinecure, maar wel vereist om bij te kunnen dragen aan de brede oproep om sociale of inclusieve innovatie: vernieuwingen die bijdragen aan welbevinden, welzijn en welvaart (Velzing, 2023). Innovatie is immers niet iets eenmaligs, maar een blijvende zoektocht waarin succes allesbehalve gegarandeerd is. Sterker nog, het zal niet altijd direct duidelijk zijn wat de resultaten zijn, maar toch is het essentieel om gezamenlijk kennis over de resultaten uit de buurt te (blijven) halen en benutten.

Referenties

  • Bakker, I., Beukers, E., Peek, C., Boschma, F., Winckels, G., & Velzing, E-J. (2023). Samenwerken en leren in fieldlabs volgens de Urban Innovation aanpak. SoziO, 1 maart 2023.
  • De Jongh, D., Den Hertog, F., Kruize, H., Arrahmani, F., Tholen, A., Van Overveld, A., Van den Hout, K., Heckmann, M., & De Roda Husman, A. M. (2021). LEGO. Bouwstenen voor Leefomgeving en Gezondheid. RIVM. Geraadpleegd op 30 augustus 2023, van https://rb.gy/8jcx1
  • Horstman, K., & Knibbe, M. (2022). Gezonde stad – Uitsluiting en ontmoeting de publieke ruimte. Uitgeverij de Graaff.
  • Low, S. (2022). Why public space matters. Oxford University Press.
  • RCI. (2023). EU Regional Competitiveness Index 2022. European Commission. Geraadpleegd op 29 maart 2023 van https://rb.gy/9okkf
  • Velzing, E.-J. (2023). Innovatie in de nieuwe stad. In E.-J. Velzing, I. Bakker, & E. Beukers (Reds.), Samenwerken aan de nieuwe stad. Almere: hogeschool Windesheim.